Foto's

Thursday, November 15, 2007

Fast Food

‘Haai’ Het was Maggie. Voor het tweede jaar op rij stralend middelpunt van VWO 6. Scherp, voorlijk, gevat. En beeldschoon. Gezegend met een dikke bos donkerbruin haar, prachtige volle, brede lippen en van die cliché-ogen, het ‘om in te verdrinken-type’. Hij had haar hier niet verwacht. Maggie hoorde thuis in zijn klas, op maandag-, dinsdag- en donderdagmiddag, het een na laatste uur, middelste rij, helemaal vooraan, links. Hier achter de kassa van de McDonalds, waar ze kennelijk een bijbaan had, was ze eigenlijk geen gezicht. Het fastfooduniform stond haar niet. Veel te goedkoop. En ook die dienende houding, dat aangeleerde, gemelijke knikje dat zei: ‘Wat kan ik voor u doen’. Nee, dat was Maggie niet. Maggie was: ‘Kom maar op. Ik weet alles toch al. En als ik het niet weet, dan ben ik bijdehand genoeg om je wijs te maken dat de vraag niet deugt.’

Ze zette het dienblad tussen hen in en legde er een verse, papieren placemat op. Akelig vol gedrukt met fastfoodpropaganda, geschreven in het soort Nederlands waartegen hij zich zo vurig verzette binnen de muren van zijn lokaal. Hij deed zijn mond open, om aarzelend aan zijn bestelling te beginnen. Wat wilde hij ook alweer? ‘Grappig. Ik heb u nooit eerder hier gezien.’ Hamburgermenu met milkshake banaan. Supersize. Extra fritessaus. Een kleine portie kipnuggets erbij. En een ijsje voor erna. Dat was het. Zelfde recept als elke vrijdagmiddag. Wat had ze nou gezegd? Grappig? Hoezo? Nooit eerder gezien? Nu, dat klopte. Hij was gewend elke vrijdagmiddag, na zijn laatste les, rond een uur of drie een late lunch bij de Mc Donalds te gebruiken. Altijd bij afslag zuid, de McDrive, waarna hij met de warme snacks op schoot een plekje op de nabijgelegen parkeerplaats zocht. Raampje half open, radio zachtjes aan. Weekend. Heerlijk. Zijn moment. Hoefde zijn vrouw niks van te weten. Andere mannen gingen zuipen tenslotte. Of vreemd. Deze keer was het afslag noord geworden. Gewoon, een keer wat anders. Had hij zin in. Maar tot zijn spijt beschikte deze vestiging niet over een McDrive en dus stond hij nu voor de toonbank, hakkelend te bestellen. En kennelijk grappig te zijn.

Hij had zijn bestelling geplaatst en Maggie draaide zich zwierend om naar de muur met eten en drinken achter zich. Haar donkere haren golfden mee. Haar handen begonnen, schijnbaar onafhankelijk van elkaar, zijn bestelling bij elkaar te grijpen. De linkerhand reikte omhoog naar de stapel lege kartonnen bekers en vandaar richting milkshakemachine. De rechterhand had al een hamburger te pakken. Ze danste richting patat en pirouetteerde alweer terug naar het dienblad, waar ze de snacks begon op te laden. ‘Ik wil het graag meenemen’, zei hij bedeesd. Vraagtekens vulden een ogenblik haar ogen. En hij dacht te zien dat ze even langs hem heen keek, naar de zee aan lege tafeltjes achter hem. Terwijl ze de bestelling over twee bruine meeneemzakken begon te verdelen, keek ze hem taxerend aan. ‘Haast’, zei ze. Meer concluderend dan vragend. Hij knikte onhandig, bromde er wat bij. Haar conclusie bevestigen was een leugen. Want haast was wel het laatste waar hij deze middag mee te maken had. Hij at graag in de beschutting van zijn auto en niet open en bloot aan een kunststof tafeltje, met flitsende beeldschermen links, rijen hongerige klanten rechts en ballenbakkende kinderen ergens achter hem. Maar leg dat nu maar eens in één of twee zinnen uit aan een puber die gróót geworden is in ballenbakken en die waarschijnlijk geen hap door haar keel kan krijgen als ze de ogen níet starend kan richten op een epileptisch spervuur aan videoclipbeelden. ‘De McDonalds in Noord heeft een McDrive’, deelde ze mee. ‘Kun je gewoon in de auto blijven zitten als je haast hebt.’ ‘Ik weet het’, antwoordde hij, voordat het gebrek aan logica in zijn redenering hem begon te dagen. ‘Oh’, zei Maggie droog en een tikkeltje plagerig. Hij vond dat hij een antwoord schuldig was, maar had geen idee welk. Opgelucht hoorde hij haar het onderwerp sluiten door hem het verschuldigde bedrag mee te delen. Hij diepte onhandig een verfrommeld tientje en wat losse euro’s op uit de diepe binnenzak van zijn jas. Hij legde het geld neer en nam de papieren zakken van het dienblad. Ze reikte hem wisselgeld aan en daar had hij niet op gerekend. Hij gebaarde stuntelig richting de Ronald McDonald collectebus, maar toen ze die hint kennelijk niet begreep, zette hij een van beide zakken maar weer neer en hield hij zijn hand op. Maggie telde vijf glimmende dubbeltjes langzaam uit en legde ze keurig naast elkaar op zijn hand. ‘Eet smakelijk en nog een heel fijn weekend’, zei ze vrolijk. ‘Jij ook’, antwoordde hij. ‘Oh, ik heb al gegeten’, zei ze ad rem en hij zag de spot, die diep in haar ogen glom. Opnieuw kwam het gevatte antwoord waarnaar hij zo vurig verlangde niet naar boven. Ja, straks achter het stuur van zijn auto. Dán zouden de snedige zinnen ongetwijfeld komen. Dán zou hij weten met welke woorden hij háár aan het stuntelen had kunnen krijgen. Hoe hij er genadeloos voor had kunnen zorgen dat zíj haar wangen had voelen gloeien. Hij glimlachte nog eens flauw, probeerde voor te wenden dat de diepere lagen van deze conversatie hem volledig ontgingen. De werkelijkheid was dat hij geen enkel idee had hoeveel lagen deze ontmoeting geteld had.

Zijn auto stond pal naast het restaurant. Hij stapte in, schoof de stoel een stukje naar achteren en begon de inhoud van de eerste zak om zich heen te installeren. De patat bovenop het dashboard, de milkshake naast de versnellingspook en de twee kuipjes fritessaus ter hoogte van de kilometerteller. Met de radio zachtjes op de achtergrond zette hij zijn tanden in de hamburger. Hij keek om zich heen. Smakte als een uitgehongerde peuter. Wie hoorde hem tenslotte? Voor wie zou hij zich hier inhouden? Toen stopten zijn kaken plotseling met malen. Alsof er een radertje uit zijn mechaniek was getrokken. Zijn ademhaling stokte. Op nog geen drie meter afstand zag hij de peinzende blik van Maggie. Ze stond achter het raam bij de afdeling patat. Kennelijk dienden zich even geen klanten aan en waren haar ogen naar buiten gedwaald, waar ze hem opnieuw in het vizier kreeg. Ze stak haar hand op, alsof ze hem iets wilde vragen. Intuïtief deed hij alsof hij haar niet zag. Terwijl de half vermalen hap hamburger onaangeroerd in zijn mond bleef, stelde hij ontzet vast dat blinde paniek bezit van hem nam. Net nog had hij erin toegestemd dat hij zoveel haast had dat hij zijn ‘food’ niet even ‘fast’ aan een tafeltje kon nuttigen en nu zat hij hier, op zijn dooie gemak in de auto te eten. Waar leek dat op? Wat moest Maggie daarvan denken? Hij had zichzelf helemaal vast gekletst. En dan dat gehakkel en gehannes van zojuist. Dat kon tot harde conclusies leiden. Genadeloze constateringen. Maggie kon maandag uitgebreid uit de school klappen over zijn vreemde gedrag. ‘Je raadt nooit wie er vrijdag in de McDonalds kwam’.

Deze situatie mocht geen moment langer duren. Het was ondenkbaar dat hij nog één seconde langer hier zo bleef zitten. Als een bang beest, roerloos in de koplampen van een aanstormende auto gevangen. Deze lichten, Maggie’s onpeilbaar diepe ogen, zouden een gat in hem branden, nog voordat ze de kans kreeg om frontaal op hem te botsen. Hij startte haastig de auto, vermeed zorgvuldig Maggie’s blik en reed achteruit weg van de parkeerplek. De kuipjes fritessaus verdwenen ergens onder de stoel terwijl hij remde, schakelde en richting openbare weg reed. Pas voor de eerste stoplichten kwamen zijn kaken in beweging om zijn mond leeg te eten. Even later draaide hij de ringweg op. De schrik maakte langzaam plaats voor een zeurend gevoel van frustratie. Hoe kon het toch dat hij zich door zo’n meid zo vreselijk op de kast liet jagen? Wat mankeerde hem? Woest scheurde hij met zijn tanden een vers stuk van de hamburger. Hij legde het halve broodje voor zich, half tegen de voorruit aan. En sturend met links greep hij tussen het opschakelen door naar zak twee, waaruit hij de kipnuggets haalde. Die zette hij naast de hamburger en terwijl hij met het drukke vrijdagmiddagverkeer mee optrok richting de volgende rij verkeerslichten greep hij links en rechts naar voedsel, dat hij onverschillig naar binnen propte en amper de moeite van het kauwen waard achtte. De zoute patat maakte hem dorstig. Hij pakte de gigantische beker milkshake en bracht het rietje naar zijn mond. Eén moment was al zijn coördinatie gericht op het aankoppelen van het rietje en dat was precies teveel. Toen hij zijn ogen weer op de weg richtte, zag hij tot zijn ontzetting niets anders dan rode lichten, op de verkeerslichten en op de auto’s voor en naast hem. Alles stond zo goed als stil en hij kachelde nog met een vaartje van zeker 50, 60 kilometer per uur voort. In een oerreflex beukte hij met zijn rechtervoet op het rempedaal.

De noodstop had een ontzagwekkende uitwerking op het interieur van de auto. De milkshake werd uit zijn handen gerukt, knalde tegen de voorruit, verloor de deksel en kwam als een koude, stroperige bananenfontein terug de auto in. Ondertussen waren de kipnuggets, de halve hamburger en de Franse frietjes begonnen aan een wonderlijke rondreis door het auto-interieur. Ze klommen tegen de voorruit op en wandelden daarna via het dak richting passagiersplaats, scheerden langs de wijd opengesperde ogen van de ontzet schreeuwende bestuurder en verspreiden zich daarna over achterbank en hoedenplank. Het ijsje had zich op wonderbaarlijke wijze uit de papieren zak bevrijd en was neer gekwakt tegen het frontje van de autoradio.

Het duurde een paar seconden voordat hij wijs kon worden uit de schimmen die hij achter de naar beneden druipende milkshake zag bewegen. Het waren andere automobilisten, die geschrokken uit hun voertuigen waren gesprongen. Ze keken met wijd geopende monden en ogen naar hem. Eén maakte er bezwerende gebaren. Met duim en wijsvinger duidde hij aan hoe sensationeel weinig ruimte er was overgebleven tussen bumper en bumper. Daarna stak hij zijn duim omhoog. ‘Goed afgelopen’, riep hij. ‘Mafketel’, meende hij van de lippen van een ander te lezen. Hij vond een servet binnen handbereik en veegde er een stukje voorruit mee schoon. Hij probeerde waardig te lachen naar een derde automobilist, die met onverholen leedvermaak op zijn gezicht een blik in zijn auto wierp. Toen kwam het verkeer weer in beweging. De laatste nieuwsgierige haastte zich naar zijn auto. Voorstelling afgelopen. Iedereen kon het weekend beginnen met een prachtig verhaal voor onder de vrijdagmiddagborrel en hij, de toch al niet zo vlotte docent Nederlands, werd vriendelijk bedankt.


Hij zag het gezicht van zijn vrouw al voor zich. En dat op nog zeker twintig minuten rijden van huis. Ze zou eerst verbijsterd zijn. Dan even verbluft in de lach schieten. Vragen stellen. Verrassing tonen. En dan toeslaan. Genadeloos. Ze zou met hem spelen als een wrede kat met een muis in shock. Als een onaantastbare zesdeklasser met een timide leraar. Hij zag Maggie’s spottende ogen weer voor zich. En toen brak er iets. Nee, geen droog takje. Maar een stuwdam onder een overweldigende watervloed. En voor de duidelijkheid: hij was het water, niet de stuwdam. Hij rechtte zijn rug, haalde diep adem en negeerde de geur van bananenmilkshake. Inderdaad, hij was na zijn werk naar de Mc Donalds geweest. Nou en? En ja, hij had even niet goed opgelet onderweg. Kon gebeuren toch? Verder nog wat? Hoe hij deze bende dacht op te ruimen? Kon dat misschien zijn zaak zijn en blijven? Was ze klaar met haar preek? Kon ze nu gaan koken? Hij had namelijk honger. Er was iets mis gegaan met zijn lunch.

In gedachten kwam hij thuis als een held van mythologische proporties, rijdend op een wagen van verblindend edelstaal, die voort getrokken werd door een dozijn imponerende fantasiebeesten, bovenop de top van de meest onherbergzame toverberg. Hij voelde zich man. Dit ongeluk was het beste wat hem in weken was overkomen. En ook de beschamende vertoning in en buiten het hamburgerrestaurant kreeg plotseling zin. Dat was het begin geweest van de keten van gebeurtenissen die zou leiden tot zijn gloreren.

Zijn mobiele telefoon ging. Zijn vrouw, zag hij in de display. Hij nam op, noemde strijdbaar zijn naam, alsof zijn vrouw beeld bij dit gesprek had. Ze klonk vriendelijk. ‘Dag liefje. Ik werd gebeld door ene Maggie? Een meisje van school?’ Zijn hart zette het op een lopen. ‘Ze zei dat je bij de Mc Donalds was geweest?!’ ‘Ja?’, antwoordde hij meer vragend dan bevestigend. Wat was dit voor een zieke grap? Wat bezielde dat kind om zijn vrouw te bellen? ‘Ze zei dat jij je portemonnee had laten liggen? Omdat je haast had? Ik zei: dat lijkt me sterk. Maar ze wist het zeker, dus het zal wel. Ik heb gezegd dat je meteen even terugrijdt.’ En voordat hij een ter zake doend antwoord kon formuleren had ze met een ‘Nou tot zo!’ de verbinding alweer verbroken. Zijn moedeloze ogen gleden een moment naar beneden. Naar zijn lichtbeige blouse, die moeiteloos kon figureren in een wasmiddelencommercial. En toen hij via de eerst volgende rotonde op zijn schreden terugkeerde, zag hij Maggie’s ogen al voor zich.